Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [38]De ogen des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot [39]wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, [40]dat enerlei geval [41]hun allen bejegent. 38. Dat is, de wijze is welbedacht, en hij gaat voorzichtig in al zijn handel; maar een dwaas mens is onbedachtzaam en onvoorzichtig in al hetgeen hij te doen heeft. Zie onder hfdst.8 vs.1, en Spreuk.17:24. 39. Dat is, hij weet niet hoe hij zijne zaken zal aanstellen. 40. Te weten, zoveel aangaat hetgeen dat hun overkomt in dit tegenwoordige leven, gelijk daar zijn verscheidene ellendigheden, krankheden en smarten des lichaams, alsook de dood zelf. Verg. hiermede Ps.49:11. 41. Dat is, hun beiden, zowel den wijzen als den dwazen.